De politieke strijd over een avondklok |column John van der Pauw

Er zijn overwinningen die zoveel inspanning kosten dat ze net zo goed als nederlaag kunnen gelden. Zo’n overwinning lijkt een overwinning maar is eigenlijk niets meer of minder dan een ogenschijnlijke, een ‘valse’ overwinning. Daar is een term voor: de pyrrusoverwinning.

Nederland heeft te maken met een corona-pandemie. Om die pandemie in te dammen zijn paardenmiddelen nodig. Thuiswerken en anderhalve meter vallen in het niet bij winkels dicht en een avondklok.

Onlangs is die avondklok ‘versoepeld’. De begintijd van de avondklok is verschoven van negen naar tien uur. Nederlanders mogen een uurtje langer buiten zijn. Daar is in Den Haag – zo laten de media weten – een heel stevig politiek gesprek over gevoerd. In de Tweede Kamer nota bene.

Een uur langer buiten was daarvoor onverantwoord. De pandemie zou het anders winnen van ons gezonde verstand. Een uur langer buiten zou leiden tot meer besmettingen, volle ziekenzalen en overvolle IC-eenheden.

Dat was opeens en na lang soebatten anders. Een andere weging van alle relevante aspecten zorgen er voor dat nu alle Nederlanders een uur extra avondlucht kunnen ademen. Is dat echt zo? Of zit er een adder onder het gras.

Vlak voor de versoepeling van de avondklok met een uur werd het zomertijd. De klok ging een uur vooruit. Waar de klok nu 22.00 uur aanwijst is het daardoor eigenlijk 21.00 uur. Een avondklok met als gelijkblijvende starttijd 21.00 uur zou dus hebben geleid tot minder buitentijd in de avond.

De eindtijd van de avondklok is niet veranderd. De eindtijd is nog steeds 4.30 uur. Dankzij de zomertijd is dat eigenlijk 3.30 uur. Nederland heeft dus extra tijd in de buitenlucht gekregen als hardwerkend Nederland nog op één oor ligt. Zou iedereen dat beseffen?

Hoe moet het resultaat van de bikkelharde politieke strijd om de versoepeling van de avondklok nu worden gekarakteriseerd? Als een pyrrusoverwinning of veeleer als een dode mus?

Geschreven door