Het Openbaar Ministerie heeft vandaag een celstraf van tien jaar geëist tegen een 33-jarige man afkomstig uit Polen. De man wordt ervan verdacht op 28 mei dit jaar zijn eveneens Poolse en toen 37-jarige huisgenoot te hebben doodgestoken in een woning in Almere.
Uit het onderzoek blijkt in de visie van het Openbaar Ministerie dat het latere slachtoffer de betreffende nacht rond 1 uur ’s nachts de kamer van de daar slapende verdachte binnen is gegaan en daar een vechtpartij is begonnen. De twee huurden beiden een kamer in het huis en hadden al langere tijd geregeld ruzie. De verdachte heeft daarop een mes gepakt, waarna het slachtoffer naar zijn eigen kamer is gevlucht. De verdachte achtervolgde hem en heeft, nadat hij de kamer wist binnen te komen, meerdere keren op het slachtoffer ingestoken. Het slachtoffer vluchtte vervolgens naar beneden en overleed korte tijd daarna aan zijn verwondingen. De verdacht heeft zich volgens de officier van justitie schuldig gemaakt aan doodslag.
De verdachte heeft zich beroepen op noodweer. Hij stelt dat hij in zijn eigen kamer door de verdachte met het mes werd aangevallen en dat hij daar – nadat hij het mes had afgepakt – uit zelfverdediging heeft gestoken. Het uitgebreide politieonderzoek ondersteunt dat scenario echter niet. Zo is er, in tegenstelling tot in de kamer van de verdachte, juist in de kamer van het slachtoffer een grote hoeveelheid bloedsporen aangetroffen. Ook zaten er op de deur van de kamer van het slachtoffer recente beschadigingen. In het door verdachte geschetste noodweerscenario zijn de twee helemaal niet op de slaapkamer van het slachtoffer geweest. Ook is alleen van de verdachte DNA op het handvat van het mes aangetroffen. Bovendien ondersteunen getuigenverklaringen van medebewoners het beeld dat het alleen de verdachte was die over het mes beschikte.
Het Openbaar Ministerie vindt noodweer daarom onaannemelijk. Hoewel is gebleken dat het slachtoffer die nacht het conflict aanvankelijk heeft opgezocht, staat ook vast dat hij de kamer van verdachte ontvlucht heeft. Er bestond toen geen dreiging meer voor de verdachte. Dat hij het slachtoffer vervolgens heeft opgezocht en in een andere ruimte heeft neergestoken, kan daarom alleen als een wraakactie gezien worden. Een wraakactie die geresulteerd heeft in de dood van een nog jonge man en waarvoor de verdachte geen volledige verantwoording neemt. “Ja, hij is aangevallen die avond, maar dat gaf hem niet het recht een mensenleven te nemen. Onder deze omstandigheden komt het feitelijk gezien neer op de eindafrekening van een tussen partijen langer durend conflict”, aldus de officier van justitie. De dood van het slachtoffer heeft onherstelbaar leed veroorzaakt. “Ik sprak zijn ouders en zus. Hoewel er tussen ons een taalbarrière bestond, ging hun intense verdriet dwars door die taalbarrière heen”, zo vertelde de officier van justitie.
Bij het bepalen van de strafmaat is enigszins rekening gehouden met het feit dat het slachtoffer die avond ook een kwalijke rol had en een vechtpartij is begonnen. Alles afwegend is een onvoorwaardelijke celstraf voor de duur van tien jaar geëist.
Het Openbaar Ministerie heeft de rechtbank verzocht de schadevergoedingen voor de nabestaanden voor een hoogte van in totaal ongeveer 90 duizend euro toe te wijzen.
De rechtbank doet op 24 januari uitspraak.