Hond | Column Marcel Beijer

Hond

Ik dacht eerst dat het klein kalf was dat tijdens mijn wandeling in het bos op me af rende, maar het bleek een hond die direct zijn kwijlende kop krachtig in mijn kruis plantte.
Met mijn handen voor mijn edele delen probeerde ik het dier van me af te houden.
‘Hij doet niks hoor’, riep zijn baasje van twintig meter afstand me toe.
‘Noem dat maar niks’, kreunde ik kromgebogen van de pijn.
Het voelde alsof mijn noten naar mijn keel waren geschoten.
De man stond inmiddels bij me en vond dat ik me aanstelde. ‘Buffy wilde gewoon spelen.’
Ik zei maar niet dat ik Buffy eigenlijk het liefst ter plekke wilde villen en op een barbecue smijten.
De man zette zich hoofdschuddend weer in beweging. ‘Buffy vindt het gewoon heerlijk in het bos’.
‘Ik ook’, hijgde ik. Mijn stem klonk hoger dan normaal. ‘Maar zonder loslopende honden’.
Ik wandel altijd in hoog tempo en met grote passen, maar dat lukte niet meer.
Het was meer een soort schuifelen geworden.
Van een zijpad kwam een vrouw aanlopen met een Dalmatiër.
Het dier stormde op me af.
‘Hij doet niets, hoor’, riep ze van verre.
Maar zijn natte snuit zat al onder mijn billen.

Geschreven door