Eeuwig jonge Voetnoot | Column Frank Roos

Almere had het destijds hard nodig: een paleis voor cultuur en verheffing. De bibliotheek en het CKV als goede buren op een prominente plek in de stad. Niet ergens weggestopt in een hal op een bedrijventerrein. Het was 1987. De Voetnoot werd in gebruik genomen en het werd een hotspot van activiteiten en initiatieven.

Amper 35 jaar later ligt er de vraag of het uiterst functionele complex trekjes van een monument heeft. De wethouder laat het uitzoeken, meldde Omroep Almere donderdag. En dat laat ze aan specialisten over want het heeft niets met smaak te maken. Is het gebouw onderscheidend, karakteristiek?

Eigenlijk is dat oordeel al eens geveld in een onderzoek uit 2020. Het werd geprezen vanwege de sobere opzet, expressie, gebruik van kleur en materiaal. Aparte aandacht was er voor de plek die het gebouw inneemt in het werk van architect Tjitte Tigchelaar, die destijds in dienst van de gemeente, op tientallen plekken “met een collectief van bevlogen ambtenaren” uiterst bruikbare gezondheidscentra, scholen en de brandweerkazerne ontwierp.

Nee, met die architectonische waarde zit het wel goed. De Voetnoot is karakteristiek voor de periode waarin Almere begon: sober en functioneel.

Het gebouw is echter ook iets anders. Het is een deel van het decor van ons Almeerders. Wij kwamen er boeken lenen, ik heb er voor het eerst een website bezocht, we leerden er mooie dingen maken. We hebben veel beleefd in het café en we hebben elkaar daar allemaal ontmoet.

Er waren nog meer stukjes decor: de Beurs, het Circus, Meerestein, de drie paviljoens op het Stadhuisplein. En 130 sociale huurwoningen aan de Schipperkade die geruild werden voor een biercafé en de Mediamarkt. Met dit slooptempo is het centrum van Stad elke veertig jaar compleet vervangen. Is dat het idee achter het credo ‘Eeuwig jonge binnenstad’ – geen moment zonder sloopkogel?

Wat zal het over enkele decennia lastig worden je stad te herkennen als al die markante, historische plekken verloren zijn. Ik geef het stadhuis (1987) nog hooguit tien jaar.

Geschreven door