Ik loop en met mij loopt niemand.
De velden zijn koud en de hemel lijkt niet op haar zelf.
Een lange, donkere weg is het, echter ik blijf eindeloos lopen.
Niet omdat ik sterk ben zoals je denkt, maar omdat ik geen andere keuze heb dan door te gaan.
Ik heb niks achter mij, noch heb ik iets voor mij.
Ik sta aan de kant van de weg om uit te rusten en naast mij in het donker staat een eenzame boom zoals ik.
Zij vraagt verbaasd: “Ben jij niet de vreemdeling wiens stem is als het geluid van vogels?”.
Ik knik: “Ja, dat was ik ooit”.
“Waarom ben je dan in de herfst gekomen?”, vraagt de boom.
“Er is geen lente meer in mijn land. De nacht hield van deze aanwezigheid, dus wilde het permanent blijven.
Dat was na een grote strijd tussen dag en nacht.
Helaas was de duisternis sterker en slokte het alles op. Wij werden ook opgeslokt.”
“Waar ga je nu heen?”, vraagt de boom.
Ik zal op deze lange weg doorgaan.
“Maar je kent het einde van deze weg niet.
Blijf hier aan mijn zijde.
Dat is beter voor je dan alleen zijn en ik zal je in mij verstoppen als het regent of als de wolven komen”, zegt de boom.
Sinds ik aan mijn eerste einde begon, geef ik niet langer om eindes, mijn vriend.
Ik zou willen dat ik aan je zijde kon blijven, maar deze lange weg werd lang geleden mijn lot.
Met mij loopt niemand… en ik loop.