De Staat hoeft Viruswaarheid geen inzage in gevraagde stukken te geven. Dat heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland beslist in een kort geding. Viruswaarheid heeft niet voldaan aan de eisen die gelden voor inzage in de gevraagde stukken.
Inzage stukken
Volgens Viruswaarheid zijn de coronamaatregelen niet effectief, noodzakelijk en proportioneel. Daarom had de Staat de coronamaatregelen niet mogen nemen. Hierover wil Viruswaarheid een zogenoemde bodemprocedure starten tegen de Staat. Met het oog op die procedure vraagt Viruswaarheid in een kort geding om inzage in een aantal stukken van het RIVM, waaronder modellen, onderzoeksrapporten en notulen/gespreksverslagen van het Outbreak Management Team (OMT).
Niet aan vereisten voldaan
Om via de civiele rechter inzage in stukken te krijgen moet aan een aantal eisen worden voldaan. Het moet duidelijk zijn om welke stukken het gaat, het RIVM moet ze hebben en er moet een direct en concreet belang zijn om de stukken te krijgen. De voorzieningenrechter oordeelt dat Viruswaarheid dat belang niet aannemelijk heeft gemaakt. Viruswaarheid zegt de stukken nodig te hebben om de besluitvorming over de coronamaatregelen te kunnen toetsen. De informatie die hierbij een rol speelt is al grotendeels openbaar. De samenstelling van het OMT, de adviezen en de beschrijving van de onderzoeken, data en rekenmodellen zijn gepubliceerd. Zonder nadere uitleg, die Viruswaarheid niet heeft gegeven, wordt niet duidelijk wat de gevraagde stukken daaraan toevoegen. Daarnaast weegt de voorzieningenrechter mee dat de stelling van Viruswaarheid dat de Staat de maatregelen niet had mogen nemen al eerder is beoordeeld door de rechtbank in Den Haag. De vordering is toen afgewezen.
Geen onderbouwing of niet-bestaande stukken
De voorzieningenrechter merkt op dat de vordering om inzage van stukken ook zou zijn afgewezen als Viruswaarheid het belang wél aannemelijk had gemaakt. De omschrijving van sommige stukken is te vaag. Ook geldt dat de Staat of het RIVM over een aantal stukken niet de beschikking heeft, zoals bijvoorbeeld geldt voor de rapporten van de zogenoemde PCR-testen. Met betrekking tot de notulen en gespreksverslagen van het OMT heeft De Staat aangevoerd dat deze vertrouwelijk zijn, omdat de OMT-leden in alle vrijheid moeten kunnen discussiëren. Bovendien vindt het overleg vaak plaats onder hoge druk, waarbij vaak op korte termijn beslist moet worden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat daarom het belang van die vertrouwelijkheid zwaarder weegt dan het belang van Viruswaarheid bij verstrekking van die notulen. Dit sluit ook aan bij de Wet openbaarheid van Bestuur, waarin staat dat de overheid geen persoonlijke beleidsopvattingen bij intern overleg bekend hoeft te maken.