Van de redactie Nieuwe Nederlanders – Saqr Alsonidi, Jemenitische schrijver en journalist
Na een lange wachttijd in de duisternis kwam er een kort berichtje: “We zullen iemand sturen om je eruit te halen, geef ons gewoon je locatie.”
Aanvankelijk dacht ik dat het een droom was. Ik herinnerde me een oude wijsheid: tast om je heen als je denkt dat je droomt. Ik raakte de stoel naast me aan en realiseerde me dat ik echt was vergeten, in een stilstaande, lege treinwagon.
Zodra de man arriveerde, startte hij de trein opnieuw. Hij zag me zitten op een van de stoelen en vroeg me naar de voorkant van de trein te gaan.
Ik volgde zijn aanwijzingen op en hij opende een deur. Toen ik uitstapte, voelde het alsof ik opnieuw werd bevrijd.
Ik was vergeten. Terwijl ik op weg was naar mijn eindbestemming, “Vlissingen”, de stad die voor mij was gekozen, leken de plannen te zijn veranderd en vond ik mezelf vastgeklonken in de tijd.
Dit land is altijd een toevluchtsoord geweest voor vervolgden van over de hele wereld. Sinds de zeventiende eeuw vonden protestanten uit het zuiden hier een veilige haven.
Een veiligheid die ze transformeerden tot kunst, glans en geest.
Amsterdam ontving ook Joodse vluchtelingen uit Spanje en Portugal, die vluchtten voor de inquisitie. Later werd de stad bekend als “het westelijke Jeruzalem” en bood het een veilige omgeving om te leven en te creëren.
Onder hen was de filosoof Baruch Spinoza, die hier een toevlucht vond om zijn verlichte ideeën te publiceren nadat hij zijn gemeenschap had moeten verlaten. Ondertussen werd Nederland echter schatrijk door koloniale rijkdommen, vooral uit Indonesië, die verkregen werden dankzij bloedige oorlogen en de slavernij.
In de twintigste eeuw toonden sommige Nederlanders grote moed tijdens de nazi-bezetting door Joden te verbergen en te helpen, zoals bekend is uit het verhaal van Anne Frank. Maar in werkelijkheid is ook dit maar één kant van het verhaal: de meeste mensen deden helemaal niets, keken weg en negeerden wat er met de Joden gebeurde.
Toch bleef Nederland zichzelf presenteren als een toevluchtsoord waar elke vervolgde of vreemdeling een glimlachend gezicht en borden vond die hem de weg wezen. Vreemdelingen werden deel van dit kunstwerk – dat zich, toen het in het verleden bloeide, vooral uitdrukte in schilderkunst en imposante decoraties en ornamenten. Nederland zou bestaan uit bevolkingsgroepen die trots zijn op hun oude afkomst. Niemand zei ooit: “Je hoort hier niet thuis.”
Maar het heden is altijd harder dan het verleden.
In de buurt van een van de oude kerken in Middelburg, in de provincie Zeeland, liep ik samen met drie vrienden uit het Midden-Oosten. Dicht bij het verleden verkenden we de geschiedenis die de toekomst van deze steden heeft gevormd.
Binnen is er een sectie gewijd aan degenen die uit Afrika in Nederland belandden. Ze waren gedwongen hierheen gebracht, via een beroemde haven, als tot slaaf gemaakten. Geboeid – maar later verbrak de burgemeester, middels de wet, deze ketenen en stelde hen in vrijheid.
Het zou nog honderden jaren duren voordat ze uiteindelijk écht vrij waren. Geen tweederangs burgers.
Tegenwoordig worden jaarlijks excuses aangeboden voor het Nederlandse slavernijverleden, op allerlei manieren, zoals vorig jaar nog, in een toespraak door koning Willem-Alexander.
Ik ga naar de bibliotheek en lees boeken van Kader Abdolah, de Iraanse schrijver die met zijn ideeën vanuit zijn onderdrukkende land naar de vrijhaven van dit land vluchtte, naar een hemel waar je niet hoeft te vrezen voor onrechtvaardigheid. En toch.
Een van mijn leraren vroeg: “Waar ben je bang voor?”
En een politieagent zei: “Wij breken geen woorden of camera’s.”
Maar soms lijkt het erop alsof veiligheid, tolerantie en medelijden slechts een dun laagje zijn, vooral bedoeld om Nederlanders zich goed te laten voelen over hun eigen moraliteit.
De Nederlandse filosofe en schrijfster Désanne Van Brederode citeerde eens Nietzsche: “Overtuigingen zijn gevangenissen,” in een essay over de Nederlandse omgang met vluchtelingen. Waarna ze betoogde dat Nietzsche bovendien wist dat medelijden een slechte deugd was, een vorm van genieten van pijn. Medelijden doodt meer dan nodig is, en toch lijken we eraan verslaafd. Medelijden met anderen geeft een aangenaam gevoel, bijna als dronkenschap: kijk naar mij, hoe begripvol ik ben, hoe goed ik ben. We zien de ander niet, nee, we kijken naar onze eigen spiegelbeeld terwijl we de vluchteling omarmen en hem doden met ons medelijden. Medelijden als een wapen.
Ik liep met een schrijver en journalist uit Jemen door de straten van Haarlem. Hij herhaalde steeds: “We zijn vergeten.” Ik had geen antwoord voor hem.
Ik kwam net uit mijn kleine ervaring van vergetelheid in de treinwagon en probeerde samen met hem verhalen te gedenken van degenen die eeuwen terug door het lot hierheen werden gebracht, omdat ze in hun thuisland werden onderdrukt. Ik zei hem: “In al hun boeken, in hun wetten…”
Wanneer ik tegenwoordig de toespraken en woorden hoor van politici die klagen over de lasten van degenen die van ver komen, verlang ik naar dat vroegere Nederland. Naar de droom waaraan zoveel gekleurde handen hebben bijgedragen. Naar het land waar de geest van gerechtigheid en gelijkheid wijdverspreid is.
Ik verlang naar dat Nederland terwijl ik hier ben, misschien naar haar ziel, naar de rivieren van vrijheid die alleen zichtbaar zijn voor degenen die er, zoals ik, hun hele leven lang van waren beroofd. Net toen ze deze stroom aanraakten, begonnen de oevers ervan op te drogen.