In Damasceense bodem was het zaadje geplant. De grond was niet zout. Het was niet altijd bewolkt, echter was het bewolkt genoeg en het zaadje groeide niet zoals het zou moeten. Het lot besloot dat dit zaadje zou worden gesproeid door het Amsterdamse water, waar het weer kalm genoeg is voor een oosters zaadje om verder te groeien ver van de drukte van tegenstrijdige gedachten en de stroom van gevoelens.
Hier, in deze diepe stad, wilde God een oosterse oorsprong boom met westerse passie laten groeien. acht jaar geleden, toen ik verdwaald was in de zee en de leegte op een gammele boot, wist ik op dat moment niet wat Amsterdam voor mij had verborgen. Spinoza vertelde me toen niet dat hij ook de Inquisitie ontvluchtte, om zich te verbergen in de schoot van deze lichtgevende stad. Het leek me een eeuwige leegte, maar uiteindelijk kwam ik aan. Hongerig, bang, verscheurd tussen een pijnlijk verleden en een onzeker heden, maar ik kwam aan en leefde ik op dat moment bijna. Ik zat op de hoek van het leven in mijn geheugen te zoeken naar een droom om op te schrijven dat ik aankwam. Ik vroeg alleen om veiligheid en gerechtigheid en niets anders, maar dat vond Amsterdam niet genoeg. Ze opende haar armen voor mij zoals een moeder haar armen opent voor een pasgeboren baby. Ze hield mijn hand vast en we reisden samen tussen werelden. Ze zei op een dag: morgen reizen we naar Athene. Ik antwoordde: ik wil niet terug naar het oosten. Ik ben bang dat de Caesars ons gevangen zullen nemen en we hier niet meer kunnen terugkomen. Ze zei: wees niet bang, ik heb een spreuk die Averroes voor me schreef voordat de duisternis hem opslokte.
In het huis van Averroes hebben wij op een dag Aristoteles en Socrates ontmoet. Daar vertelde Plato mij dat de essentie van schoonheid ligt in de stad van de verlichting, een stad vol met leven. Schoonheid waar alles een eigen ziel heeft, waar de straten, gebouwen, bossen, bomen, rivieren en velden zielen hebben. Aristoteles voegde eraan toe dat schoonheid de bron van geluk is. Geluk is in Plato’s stad die vol met zielen leven. Toen merkte Averroes op dat schoonheid geen doel op zich is, maar een middel om het hoogste doel te bereiken en dat dat het geluk van mens is. Ik antwoordde: jullie bedoelen zeker Amsterdam! ‘’En Damascus ook’’, zei Averroes: ‘’In deze twee steden hebben de zielen herinneringen, geen geschiedenis. In Amsterdam heb ik Jezus ontmoet en hij zegt: wij zijn allebei immigranten uit het Oosten. Wij hebben elkaar daar niet ontmoet, maar wel hier. Ik boog eerbiedig voor hem en zei: wij hebben elkaar daar eens ontmoet, niet in Jeruzalem, noch in Damascus, maar in Mekka. Hij glimlachte en zei: je hebt geluk dat je twee keer uit Zemzem hebt gedronken, een keer in Mekka en een keer in Amsterdam.
In Amsterdam heb elke centimeter van Damascus bezocht. Daar heb ik de lucht van Cairo ingeademd en ik heb er gelopen door de geschiedenis van Athene. In Amsterdam, deze stad die geen andere identiteit heeft dan schoonheid ontmoette ik Istanbul en mijn ziel zwierf door Tanger. In Amsterdam geniet ik van de muziek van een viool met Oud-snaren. In Amsterdam zoek je naar het zinloze, maar je vindt betekenis van alles. Hier is alles opgeruimd door de memorie. Trottoirs vertellen het verleden, schrijven het heden en beloven de toekomst. Alles heeft hier antwoorden, er wordt niets overgelaten voor absurditeit. Op een avond ontmoette ik Erasmus en ik vroeg hem over God. Hij zei: ‘’Als je God niet in het hart vindt, kan je Hem niet vinden in een moskee, in een kerk of waar dan ook…’’ En toen ik Spinoza over God vroeg, vertelde hij me dat als ik God niet in mijn hart zou kunnen vinden, dan moet ik Hem in de natuur zoeken die Hij heeft geschapen, zodat we ervan kunnen genieten. Ik heb Spinoza weer gevraagd of hij Ibn Arabi kende. Hij fluisterde tegen mij: wij hebben elkaar ooit ergens ontmoet.
Op een avond vertelde Amsterdam mij dat wij morgen de geest zullen ontmoeten. Toen wij meneer Kant ontmoette, zei hij tegen mij: ‘’de mens is het einde doel van dit bestaan en de mens kan niet slechts een hulpmiddel zijn om een doel te bereiken. Ik vroeg hem hoe de mens het einde doel op zichzelf kan worden. Hij antwoordde: door de geest. Het enige wat jullie hoeven te doen is trouwe bewakers van de geest te zijn. Alleen dan zal de verlichting weer zegevieren zoals die eerder deed. Wat wil je nog meer, mijn vriend? Vroeg meneer Kant. Ik antwoordde: ik wil dat je met ons meegaat naar onze tijd. Onze tijd is vol met chaos. Wij hebben je hard nodig. Hij glimlachte en zei: nee, het is een opgeruimde tijd. Kijk er gewoon met je verstand naar niet met je eigen ervaring en je zal zien hoe netjes het is. Ik heb hem gevraagd voor een laatste advies. Hij zei: Ga terug naar jullie tijd en sta niet toe dat de wolf Roodkapje opeet…