‘Goed kindertjes, allemaal even luisteren. En zit niet te klieren, Henkie Staghouwer. Ga eens recht(s) zitten… Eens zien… Moderne geschiedenis… Waar waren we ook alweer gebleven…? Ja, Wybren?’
‘Bij de chips, juf.’
‘Heel goed, Wybren! Bij de computerchips. Want waar komen die vandaan?’
‘Uit China, juf.’
‘Alweer goed! Want ben jij toch een oplettend ventje. Er zit een heus ondernemertje in jou. Ja, Fleur?’
‘Maar we waren toch bij de medicijnen, juf? Uit India? Dat die zo goedkoop zijn dat we ze daar allemaal kopen?’
‘Nee, dat was de les van vorige maand. Thierry! Wat sta jij te grijnzen? Jij blijft in de hoek staan en ik wil je niet horen!’
‘Ja, maar juf… Die mondkapjes dan? Die maakten we ook niet meer zelf, toch? Net als zuurstofapparaten en…’
‘Genoeg, zei ik! Anders laat ik je strafregels schrijven. Honderd keer “We kopen liever goedkope kleren van slavendrijvende heren”.’
‘Gaan we over slavernij…?’
‘Moderne slavernij, Sylvana. Dus Afrikaanse kindertjes in lithiummijnen, Oeigoerse vrouwen die telefoontjes bouwen, kleine meisjes in Pakistaanse kledingfabrieken.’
‘Geen katoenplantages dus?’
‘Ouwe koek…’
‘En jou wil ik ook niet meer horen, Geertje Wilders! Of wil je naast Thierry staan? Verder met de les. Moderne geschiedenis. Wie weet het nog? 1973? Wat gebeurde er toen? Nou? Wie?’
‘Dat de Arabieren de oliekraan dicht draaiden?’
‘Heel goed, Keesje van der Staaij. Maar jij bent dan ook al vaak genoeg blijven zitten. Als jij het niet weet… En is er nog zo’n voorbeeld? 1944? 1945? Wat gebeurde er toen? Ja, Lientje?’
‘Toen verrekte iedereen van de honger, juf! Want al het eten ging naar Duitsland. Het was dat de boeren eten achterhielden voor…’
‘Zo was het helemaal niet, juf! Want als het oorlog wordt, dan kopen wij gewoon eten van China. Of uit Amerika. Of…’
‘Sjoerdje Sjoerdsma! Wil jij eerst je vinger opsteken en wachten tot je een beurt krijgt? Ja, Mark?’
‘Het is allemaal de schuld van de Russen, zegt mijn vader. En dat komt omdat de kolenmijnen dicht zijn. Net als dat we geen graan meer hebben om onze kont te krabben, zegt-ie. Of zoiets.’
‘Zo? En hoe weet jouw vader dat allemaal, Mark?’
‘Dat ben ik vergeten, juf. Maar dat de benzine hier zo duur is, komt ook door de Russen. En door de Duitsers, want die willen hem bij hun niet duurder maken. En de Belgen ook niet. En daardoor worden de mensen maar boos en zo. Maar de Russen zijn het ergst.’
‘Ja, want door hun hebben we ook geen olie meer, juf.’
‘Ja, dat zei Mark al, Sigrid. De benzine is een beetje duur geworden, maar dat komt omdat we zelf geen…’
‘Ik bedoelde de slaolie, juf.’
‘Ja, die is nu ook van vijfenveertig cent naar viereneenhalve euro. Per liter…’
‘Hoofdrekenen doen we in het volgende uur, Wopke.’
‘Maar het komt ook door de boeren, hoor.’
‘Ja, het komt door de boeren!’
‘Weg moet die boeren!’
‘De boeren zijn de schuld!’
‘Waarvan dan, kindertjes?’
‘Nou, die hebben varkens en die varkens poepen en daardoor vervuilt de lucht en wordt de aarde warm en smelt de Noordpool en gaan we allemaal dood… Dus alle boeren moeten weg. Dan krijgen we heel grote bossen waar wolven weer gezellig achter herten aan kunnen zitten.’
‘Maar wat moeten we dan eten?’
‘Er zijn belangrijker zaken in het leven, Lientje. En doe jij eens rustig, Jesse. Rustig! Het is bijna tijd voor je Ritalin…’