1867 | Column Ton Theunis

Vorige week besloot een meerderheid van de gemeenteraad om niet in te stemmen met een motie tot het doneren van € 1,- per inwoner voor de aardbevingsslachtoffers in Turkije. Een donatie van € 218.000,- eigenlijk maar de indieners rondden het af op € 200.000,-.

Die raadsmeerderheid wees op al enige jaren geleden door de raad zelf vastgestelde kaders: bij rampen steunt Almere alleen steden waarmee ze een vriendschapsband heeft en tot een maximum van € 50.000,-.

Die houding dreigde even uit te monden in emotionele verwijten over gebrek aan barmhartigheid, maar gelukkig ging die storm weer liggen. Gisteren meende een voorstander van de motie echter toch met de vinger te moeten wijzen. ‘Kijk goed wie tegen hebben gestemd.’

En daarom leg ik dat toch nog maar een keer uit.

We schrijven het jaar 1867.

Het Amerikaanse congreslid kolonel Davy Crockett stemde tegen een wet voor financiële steun aan de weduwe van een omgekomen legerofficier.

Gevraagd naar de redenen voor zijn kennelijk hardvochtige houding, antwoordde Crocket: ‘Een aantal jaren geleden hing er op een avond een rode gloed over de wijk Georgetown, hier in Washington. We sprongen in een rijtuig en haastten erheen. Ondanks alles wat men deed, was de ramp enorm. Sommigen bezaten slechts alleen hun kleren nog en het was erg koud. Ik vond dat we iets moesten doen. De volgende dag stelden we als congres 20.000 dollar ter beschikking.’

Een paar jaar daarna ontmoette Crocket een zekere Horatio Bunce in Tennessee die hij om zijn ondersteunende stem vroeg voor Crocketts herverkiezing. Bunce weigerde.

Hij zei: ‘Ik zal niet opnieuw op u stemmen, want u hebt laten zien dat u, in weerwil van uw eed, de Grondwet niet hebt nageleefd. Misschien omdat u haar niet begrijpt, wellicht omdat u haar waarde zo laag inschat dat ze niet leidend voor u is.

Want de Grondwet, wil ze haar volle waarde behouden, dient heilig voor u te zijn. U stemde vorig jaar voor het geven van 20.000 dollar aan de mensen die slachtoffer waren van de brand in Georgetown, toch?’

‘Jazeker,’ antwoordde Crockett, ‘maar niemand zal er op tegen zijn dat een groot en rijk land als het onze zo’n onbelangrijk bedrag doneert om het leed van vrouwen en kinderen te verzachten?’

‘De macht om naar believen geld te geven aan wat men maar wil, is de gevaarlijkste macht die aan een mens kan worden toevertrouwd,’ zei Bunce. ‘Want terwijl u het gaf aan de een, nam u het geld af van duizenden anderen die wellicht nog slechter af waren. Als aan u het recht toekomt om 20.000 dollar te geven, komt u ook het recht toe om 2.000.000 dollar te doneren. Als u het recht hebt om aan een te geven, dan hebt u het recht om aan allen te geven.

En dan: wat is uw grens? En wie bent u om die te bepalen? De Grondwet bepaalt niet wat liefdadigheid is en hoe groot ze mag zijn.

Dat betekent dat het dan aan u is om te bepalen wat wél liefdadigheid is die het verdient om geld aan te geven en wat niet.

Nee, meneer Crocket, het congres heeft niet het recht om te bepalen wat wel een goed genoeg doel is en wat niet.

Individueel mag u en elk congreslid zoveel van zijn eigen geld geven als hij wil, maar van het publieke geld nog geen dollar.

Als in deze staat, Tennessee, twee keer zoveel huizen waren afgebrand als in Georgetown, dan had u noch een ander congreslid er een cent voor uitgegeven.

Als u echter allen een week salaris had geschonken, waren de kosten van de ramp gedekt geweest, maar het was makkelijker voor u om dat met andermans geld te doen.

De andere inwoners van Washington hebben ongetwijfeld voor u geapplaudisseerd want u ontsloeg ze van hun mensenplicht om zelf te geven.  

Het volk heeft u de macht gegeven om van het gemeenschappelijke geld bepaalde dingen te verrichten. Om ze te doen, mag u geld innen en uitgeven. Daarvoor, voor die zaken, hebt u toestemming bij wet en nergens anders voor.

Door zelf anders te bepalen, door ons geld niet daaraan te besteden waaraan u dat hoort te doen, hebt u de Grondwet geschonden. En als men toestaat dat u de macht daartoe krijgt, dan is er geen grens meer aan uw eigenzinnigheid en geen zekerheid meer voor land en volk.’

De stelling van Horatio Bunce gaat nog altijd op.

De Almeerse gemeenteraad hoort het gemeenschapsgeld te innen, te beheren en uit te geven aan haar stad en inwoners. Dat is haar wettelijke taak.

De emotie waarmee een aantal partijen opriep Almeers gemeenschapsgeld aan Turkije te schenken, siert hen, maar zo’n motie was er niet ten tijde van de nog heviger aardbeving in Haïti, niet eens bij de overstromingen in ons eigen Limburg. Ook hier had Bunce het bij het rechte eind.

Men wilde het bedrag afronden op € 200.000,- en ook op die willekeur legde Bunce destijds de vinger al. Wie bent u om te bepalen hoeveel en aan wie buiten uw wettelijke plicht?

Tot slot nog een eigen afweging: dat allerlei andere steden wel schenkingen hebben gedaan, betekent niet automatisch dat dat een goed besluit is en is daarom geen valide argument. Veel andere Nederlandse steden weigerden immers om asielzoekers uit Ter Apel op te vangen; had Almere dat dus ook moeten weigeren, vraag ik de indieners?

Wat mij ertoe brengt om een ieder die het kan missen en uit eigen portemonnee een bijdrage wil schenken voor de Turkse aardbevingsslachtoffers van harte op te roepen om dat te doen: giro 555.

Ton Theunis is schrijver en lid van de raadsfractie van APOPA

Geschreven door