Ik kom met zo’n twintig kilometer per uur de tunnel uit onder het stadshart. Het is druk op het fietspad vlak bij het ziekenhuis. Een klein rood autootje wil op de rotonde rechtsaf, hij ziet me en laat me rechtdoor rijden. Hij trekt op en ziet de jonge vader met zijn kind achterop niet, die me tegemoet komen. Ik hoor een fiets die hard moet remmen en een huilend kind en een vloekende vader achter me.
Ik draai me om. De vader pakt zijn erg geschrokken kind van de grond en zegt: “Hoe kan dat nu, hij rijdt zomaar door en ziet me niet”. Geen gewonden gelukkig. De schade valt mee. Uit de gestopte auto komt de chauffeur er moeizaam uit. Een vermoeide stijve oude man, rond de tachtig. Het snelle verkeer, de fietspaden, fietsers, auto’s van alle kanten is duidelijk teveel voor hem. Hij zegt: “De man naast me in de auto heeft vorige week ook een fietser aangereden”, hij verontschuldigt zich.